Fact check: ganzen in Zuid-Holland

10 september 2018

Fact check: ganzen in Zuid-Holland

De Provincie Zuid-Holland heeft gemerkt dat haar ganzenbeleid soms tot spanningen leidt tussen mens en dier en ook vragen oproept. Zij wil daarom inwoners van Zuid-Holland hierover informeren door middel van antwoorden op veel gestelde vragen op haar website. Het is natuurlijk erg goed dat de provincie tekst en uitleg wil geven over haar ganzenbeleid, maar klopt de informatie die wordt gegeven wel? De Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland (NMZH) checkt de feiten.

Trekganzen

Over het afschot van trekganzen meldt de provincie dat dit niet kan worden uitgesloten. Naarmate het seizoen vordert wordt de kans echter steeds kleiner dat ook een trekkende gans (die hier alleen in de winter verblijft) geschoten wordt, aldus de provincie. Dit is echter een vreemde uitspraak, de provincie geeft namelijk zelf expliciet toestemming aan jagers om ook in de winterperiode grauwe ganzen en kolganzen af te schieten (ontheffing 19 november 2015, kenmerk ODH-2015-00726168), in een van de volgende vragen wijst de provincie hier ook zelf op.

Er zijn in de winterperiode veel meer trekganzen dan standganzen in Zuid-Holland, dus wanneer er dan een gans geschoten wordt is de kans groot dat dit een trekgans is. Het afschot dat in de winter plaatsvindt is weliswaar niet bedoeld om de populatieomvang te verkleinen, maar om ganzen van percelen met kwetsbare gewassen te verjagen. Maar de provincie had er natuurlijk ook voor kunnen kiezen om in de winter alleen verjaging zonder afschot toe te staan, als zij de trekganzen zou willen sparen.

Canadese gans

De provincie meldt dat Canadese ganzen van oorsprong niet in Nederland en Zuid-Holland thuishoren. Het klopt dat de broedpopulatie van deze ganzensoort bestaat uit nazaten van losgelaten of ontsnapte vogels (Sovon.nl). De eerste Canadese ganzen werden in 1951 in Nederland gezien. De Rijksoverheid beschouwt de Canadese gans echter als een inheemse soort (Staatscourant 25 maart 2013, mededeling nr. 13030897), waardoor deze vogelsoort valt onder de wettelijke beschermingsbepalingen. Daardoor mag alleen toestemming voor afschot van deze soort worden gegeven als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige de staat van instandhouding. Omdat de Provincie Zuid-Holland de populatie Canadese ganzen tot nul wil reduceren heeft de NMZH een juridische procedure aangespannen omdat het uitroeien van een beschermde soort in de provincie volgens de NMZH dus in strijd is met de wet.

Alternatieven voor afschot

Wat alternatieven voor afschot betreft, noemt de provincie Zuid-Holland het bewerken van eieren waardoor deze niet meer uitkomen van het vergassen van ganzen met CO2. Over verjaging zonder afschot meldt de provincie dat dit in sommige gevallen een optie is, maar dat ganzen hieraan wennen en het verjagen van korte duur is. Uit onderzoek in opdracht van de Dierenbescherming (Van Wijk, 2016) is echter gebleken dat diverse methoden die wetenschappelijk bewezen effectief zijn nog niet of nauwelijks in het beleid worden ingezet. Het gaat daarbij met name om het matigen van de vossenjacht, verbossing of het installeren van rasters in ganzen broedgebieden, alsmede een intensiever verjaging naar goed gelegen rustgebieden voor stand(zomer) en winterganzen. En naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer is door Altenburg & Wymenga en Sovon (2018) onderzoek uitgevoerd naar de inzet van lasers om schade door ganzen tegen te gaan. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat lasers met name in de zomerperiode kunnen helpen om schade te beperken. De provincies willen de inzet van lasers echter niet stimuleren omdat dit risico’s voor mens en dier met zich mee zou kunnen brengen. De NMZH vindt dit opmerkelijk omdat inzet van het geweer immers net zo goed risico’s voor mens en dier met zich meebrengt.

Omvang schade door ganzen

De provincie vermeldt dat de geregistreerde schade aan landbouwgewassen jaarlijks circa 1 miljoen euro bedraagt. Het meest recente jaarverslag van het faunafonds, het fonds waaruit landbouwschade vergoed wordt, vermeldt echter dat er in 2016 in Zuid-Holland voor € 886.922 aan tegemoetkomingen is uitgekeerd voor schade veroorzaakt door alle diersoorten in totaal. In dat jaar werd in Zuid-Holland in totaal (zomer en winter) € 820.649 uitgekeerd aan tegemoetkomingen als gevolg van schade door ganzen. Deze schade werd gedeeltelijk veroorzaakt door ganzensoorten die niet bestreden worden zoals rietgans en rotgans.

Effectiviteit doden van ganzen

Ter onderbouwing van de keuze voor het afschieten van ganzen in plaats van het vergoeden van de schade., stelt de provincie dat als er niet wordt ingegrepen het probleem steeds groter wordt en uiteindelijk een agrarische ondernemer zijn bedrijf dan niet meer zou kunnen exploiteren en zijn opbrengsten niet meer kan beschermen tegen schade door dieren. Of het doden van ganzen een effectieve manier is om de schade terug te dringen is echter lastig vast te stellen.

Allereerst hangen getaxeerde en uitgekeerde schadebedragen niet alleen af van de feitelijke hoeveelheid vraat of anderszins aangerichte schade door bepaalde diersoorten, maar ook van bijvoorbeeld weersomstandigheden en gewasprijzen. Bijvoorbeeld: wanneer ganzen een hectare van een bepaald gewas kaalvreten, kan de omvang van de schade het ene jaar veel hoger zijn dan het andere jaar afhankelijk van de prijs van dat gewas op de markt op dat moment. En ook het weer speelt dus een belangrijke rol: wanneer ganzen bijvoorbeeld in januari een weiland kaal vreten, dan kan dat tot een bepaalde hoeveelheid schade leiden. Maar wanneer het aan het begin van het voorjaar nog hard gaat vriezen (zoals in maart 2018), dan bevriest al het gras en is de ganzenschade die daarvoor al optrad dus niet meer van invloed op de eerste snede gras die van het land wordt gehaald omdat dat toch gras betreft dat pas na de vorstperiode weer is gaan groeien.

Doordat veel factoren van invloed zijn op de omvang van de schade, en dus niet alleen de feitelijke hoeveelheid aangerichte schade door een diersoort, is het erg lastig om vast te stellen of er verbanden zijn tussen het doden van dieren en de omvang van schade. Of afschot een effectieve methode is om schade tegen te gaan is daardoor moeilijk aan te tonen. Het lijkt logisch dat afschot altijd leidt tot minder schade doordat een dood dier immers geen schade meer aan kan richten, maar zo simpel is het niet. Want wanneer het afschot tot doel heeft om dieren van percelen met schadegevoelige gewassen te verjagen verbruiken de dieren die niet gedood, maar wel verjaagd worden meer energie doordat ze moeten opvliegen, dus moeten ze elders weer extra eten om in die aanvullende energiebehoefte te voorzien. Verjaging door afschot kan dus voor een individuele boer positief uitpakken, maar mogelijk voor alle boeren samen negatief. En het doden van dieren betekent meer voedsel voor de overgebleven dieren, dus ook een hoger reproductiesucces. Vanwege deze onduidelijke relatie tussen het doden van dieren en de omvang van schade heeft de rechter onlangs twee ontheffingen voor het doden van ganzen vernietigd (zie bijvoorbeeld uitspraken ECLI:NL:RVS:2017:2824 en ECLI:NL:RBMNE:2018:1044).