Chemische bestrijdingsmiddelen

Factsheet Chemische bestrijdingsmiddelen

Chemische bestrijdingsmiddelen (pesticiden) zijn toxische middelen die gebuikt worden voor het bestrijden van plagen en het beschermen van gewassen tegen ziekte en overwoekering door onkruid. Er zijn herbiciden (tegen onkruid), fungiciden (tegen schimmels), nematiciden (tegen aaltjes) en insecticiden (tegen insecten).  

Chemische bestrijding van levende organismen heeft grote nadelen:

  • De werkbare stof is meestal niet helemaal specifiek, zodat niet alleen het te bestrijden organisme maar ook andere organismen worden vergiftigd. Immers, door stromingen in bodem en atmosfeer komen bestrijdingsmiddelen ook op andere plekken terecht.
  • Bestrijdingsmiddelen hebben ook de neiging om in de voedselketen te accumuleren. Dit probleem treedt met name op bij persistente stoffen (dat zijn stoffen die slecht of niet afbreekbaar zijn en nog lang na de toepassing ervan in het milieu aanwezig blijven).
  • Resistentie tegen het middel is over het algemeen het (herhaalde) antwoord van het te bestrijden plaagorganisme. Scheikundigen werkzaam bij fabrikanten van bestrijdingsmiddelen zijn al decennia vertrouwd met de wedloop tegen resistente plaagorganismen.

Invloed van bestrijdingsmiddelen op de waterkwaliteit

Bestrijdingsmiddelen hebben een nadelige invloed op het milieu. Zeldzame planten- en diersoorten (insecten, vooral bijen) worden in hun voortbestaan bedreigd. Dit probleem treedt het meeste naar voren als het bestrijdingsmiddel niet goed afbreekbaar is. Dat is vooral bij de oudere soorten synthetische bestrijdingsmiddelen het geval.

Bestrijdingsmiddelen die worden toegepast in de land- en tuinbouw kunnen langs een groot aantal routes in het oppervlaktewater terecht komen (emissieroutes). Op veel plaatsen in de Nederlandse oppervlaktewateren worden bestrijdingsmiddelen aangetroffen in hoge en vaak met norm overschrijdende concentraties. Ze vormen daarmee een van de belangrijkste problemen voor de chemische fysische waterkwaliteit. Uit eerder onderzoek is gebleken dat het grootste deel van de belasting van het Nederlandse oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen het gevolg is van het agrarisch gebruik van deze stoffen en dat de bijdrage van huishoudens en industrie minder dan 5 % bedraagt. Grote uitzondering is de toepassing van onkruidbestrijdingsmiddelen op verhardingen. Dit gebruik kan leiden tot een aanzienlijke emissie naar het oppervlaktewater.

Volksgezondheid

De grootste gevaren voor de gezondheid is als residuen (overgebleven resten) van bestrijdingsmiddelen op voedselgewassen achterblijven. Daarom mag bijvoorbeeld fruit niet kort voor de oogst bespoten worden. Wanneer oppervlaktewater gebruikt wordt als drinkwater voor vee dan is dit vaak aantoonbaar in de melk van die koe te meten. Er worden ook minieme hoeveelheden bestrijdingsmiddelen aangetroffen in drinkwater dat uit oppervlaktewater is geproduceerd. De bestrijdingsmiddelen dringen vanaf de akkers door in de sloten en beken en in het grondwater. Er zijn ook incidenten bekend waarbij met pesticiden behandeld zaaigoed, afkomstig uit hulpzendingen, door corruptie bij de ontvangende partij als graan voor menselijke consumptie is verhandeld en gebruikt.

Regelgeving

Onder bestrijdingsmiddelen vallen zowel de in de land- en tuinbouw gebruikte chemische middelen, als de bestrijdingsmiddelen die worden toegepast in huishoudens en industrie. Deze worden ook wel biociden genoemd. Voor zowel bestrijdingsmiddelen als biociden geldt dat zij in Nederland alleen mogen worden verkocht of toegepast als ze zijn toegelaten door het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden, het CTGB. De toelating van bestrijdingsmiddelen en biociden in Nederland staat in toenemende mate onderdruk en ook steeds meer onder invloed van Europese regelgeving. De basis hiervoor is de Europese regelgeving voor het op de markt brengen van bestrijdingsmiddelen (en de daarop gebaseerde verdere regelingen en uitwerkingen), verordening 1107/2009/EG (voorheen richtlijn 91/414/EEG) en het Europese beleid voor toelating van biociden, Richtlijn 98/8/EG. In de uitwerking van deze Europese richtlijn zijn de afgelopen jaren een groot aantal actieve stoffen van bestrijdingsmiddelen van de Europese markt verdwenen.  Van de actieve stoffen van bestrijdingsmiddelen die wel een EU (Europese Unie) toelating hebben wordt op de internetsite van DG Sanco (Directorate-General for Health and Consumers) een overzicht gegeven. Alleen bestrijdingsmiddelen met een binnen de EU toegelaten actieve stof mogen door de lidstaten van de EU worden toegelaten.

Naast de regels voor het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen op grond van het toelatingsbeleid, kunnen er op grond van milieuwetten zoals de Waterwet aanvullende beperkingen worden opgelegd aan het daadwerkelijk toepassen van bestrijdingsmiddelen, dit om de emissie naar het milieu te verminderen. Instrumenten hiervoor zijn de verlening van watervergunningen en de toepassing van algemene regels.

Bronnen: https://www.pan-netherlands.org en Bestrijdingsmiddelen | RIVM